Glory Hole
Tentoonstellingsproject samengesteld door Pieter Boons, Ulrike Lindmayr, Sam Sterckx en Hans Wuyts.
Voor de tentoonstelling 'Glory Hole' wordt LLS 387 tijdelijk omgebouwd tot een 'darkroom'.
De darkroom werd in de jaren zestig en zeventig populair als kleine achterkamer van homobars,
de ontmoetingsplek bij uitstek waar mannen in een afgeschermde omgeving openlijk en vrijblijvend seksueel contact kunnen hebben. Volgens Michel Foucault is binnen de stedelijke urbane context
de darkroom de meest democratische ruimte: afkomst, sociale status, uiterlijk of leeftijd spelen er geen enkele rol. In deze verduisterde labyrintische structuur staat alles in functie van de beleving van anonieme seks: de zwarte wanden dienen om binnen de darkroom diverse kleinere ruimtes te creëren; de gaten in die wanden – 'Glory Holes' - bieden de mogelijkheid seksueel contact te hebben met iemand die niet zichtbaar is. De traditie van "Glory Holes" gaat terug tot het Oude Egypte.
Vanaf de zestiende eeuw vinden we ze terug in Europa, in badhuizen, steegjes en toiletten in belangrijke handels- en havensteden zoals Antwerpen. De Glory Hole-diensten waren in eerste instantie gratis, alleen voor excellente prestaties werden munten of exotische zoetigheden door de opening gepord.
LLS 387 herbergt in de beladen en schemerige darkroomatmosfeer een selectie kunstwerken,
die op één of andere manier betrekking hebben tot LGBT (Lesbian, Gay, Bisexual, Transgender) -thema's en/of de darkroom zelf. Soms heel letterlijk: zoals Fabrice Hyberts lustopwekkende schommel "Balançoire" (1992) of de anonieme voyeur uit "Viewing" (2002) van Elmgreen & Dragset. Soms metaforisch: bijvoorbeeld Hans Wuyts' video "Entering the Backside of an Art Institute" (2006) of Robert Gobers in de muur gemonteerde afvoerputje, "Drain" (1989). Het beeld "Bronzen Tijdperk" (1876 – 1880) van Auguste Rodin speelt door de iconische waarde, die het werk voor vele holebi's heeft, een centrale rol in de tentoonstelling.
De integratie van kunstwerken zoals Liv Bugges zelfportret "Creating the Beast" (2002) of
de fotografisch vastgelegde toilet-graffiti "I Love Pussy" (1994) van Zoë Leonard doorbreekt dan weer de mannelijke exclusiviteit van de darkroom en zorgt voor een beladen spanning. Eveneens zijn er kunstwerken afkomstig uit de Antwerpse scene in de tentoonstelling opgenomen zoals Jelle Spruyts seksueel getinte "Splits" (2013) of Ria Pacquées "The Collector of Stones" (Furka, 1992)
uit de fotoserie "It".
De plaatsing van deze en andere kunstwerken in de complexe en dwingende tentoonstellingsstructuur – geïnspireerd op een darkroom – roept een plek op waar je in dode hoeken kan verdwalen en het spel gespeeld wordt van kijken en bekeken worden. Dit spel tussen bezoeker en kunstwerken vormt geen alledaagse manier van tentoonstellen. Door middel van displacement zoekt het bewust een vervreemding op waardoor de bezoeker gedwongen wordt een nieuwe verhouding met de getoonde kunstwerken aan te gaan.
Tekst: LLS 387